Ondanks een verstoorde voorbereiding werd Eliot Lietaer twaalfde in de Ronde van Oostenrijk. Zowel in de voorlaatste rit als in de slotrit met aankomst op de Kitzbüheler Horn finishte de klimmer van Wallonie-Bruxelles als tiende. “Niet slecht, maar ik kan in principe veel beter”, oordeelt de 28-jarige renner zelf.
“In het begin van de ronde voelde ik me niet top”, vertelt Eliot Lietaer. “Mede door mijn zware valpartij op het BK verscheen ik niet honderd procent fit aan de start. In de eerste zware rit met aankomst op de Fuscher Törl kwam ik tekort. Ik had superveel last van mijn bekken en mijn onderrug. Ik kon niet zoveel kracht ontwikkelen als normaal. Bovendien reed ik in Oostenrijk met een gebroken rib rond. Voor de ronde heb ik daar niets over verteld omdat ik dat niet als excuus wou inroepen. Ik had in Oostenrijk het gevoel dat ik niet helemaal diep kon gaan. Misschien is die gebroken rib daar de oorzaak van.”
“Over mijn tiende plaats in de slotrit naar de Kitzbüheler Horn ben ik wel tevreden. In die rit ging het echt goed. Het lag wel in de lijn van de verwachtingen dat de laatste dag mijn beste dag zou zijn. Normaal gezien was de Ronde van Oostenrijk een groot doel, maar door omstandigheden is de ronde een beetje in het water gevallen. Al bij al heb ik de zevendaagse goed overleefd en dat stemt me hoopvol. Meteen na de Ronde van Oostenrijk ben ik voor tien dagen naar Spanje op stage getrokken om mijn conditie nog op te krikken tegen de Ronde van Wallonië. Christophe Brandt heeft me verteld dat de editie van dit jaar de lastigste in jaren is en dat is positief voor mij.”
“Voor onze ploeg is de Ronde van Wallonië zowat het WK. Die wedstrijd leeft enorm onder de renners. Bij de staf en de sportdirecteurs staan de zenuwen strak gespannen. De ploeg presteert trouwens al het hele seizoen op hoog niveau. We hebben al vaak gewonnen en we rijden altijd in beeld. Ik vind het fantastisch wat we presteren met een kern van maar zestien renners. Voor mezelf is de Ronde van Wallonië een wedstrijd als een ander, maar dan wel een waarin ik me heel graag zou onderscheiden.”